Vermakelijke geschiedenissen

———————————————————————————————-

———————————————————————————————-

DE AVONDEN

De leraar Nederlands: ‘Zeeger, wie heeft het boek  “De Avonden” geschreven?’

Kandidaat Zeeger: ‘Ik niet meneer.’

‘s Avonds eet de docent bij kennissen. Hij vertelt zijn rechter buurvrouw wat de geëxamineerde hem die dag heeft geantwoord. De rechter buurvrouw: ‘En had hij het echt niet gedaan?’

Lichtelijk bedroefd wendt de leraar zich tot zijn linker buurvrouw, vertelt haar de geschiedenis en ook wat zijn buurvrouw heeft menen te opmerken. De linker buurvrouw: ‘Hij had het natuurlijk tóch gedaan, nietwaar?’

Bijna steunend van ellende spreekt de examinator na het diner de gastvrouw aan. Hij doet verslag van de vraag en alle antwoorden.

De gastvrouw ( dromerig ) : ‘Dus nu zullen we nooit aan de weet komen wie het is geweest…’

Min of meer verpletterd verlaat de arme leraar het huis. Tegelijk met een van de gasten, een fabrikant.  De neerlandicus doet hem het hele verhaal. Dat hij op de examenvraag ‘Wie heeft “De avonden” geschreven?’ het antwoord ‘Ik niet’ heeft gekregen, dat de ene buurvrouw heeft gevraagd ‘En had hij het écht niet gedaan?’ , de andere buurvrouw ‘Hij had het natuurlijk tóch gedaan?’ en dat ten slotte de gastvrouw de conclusie heeft getrokken ‘Dus nu zullen we nooit aan de weet komen wie het geweest is…’

De fabrikant: ‘Daar ziet het wel naar uit.’

———————————————————————————————-

BOERENBEDRIJF

Maakt u wel eens iets mee? Ik hoop alleen dat wat u meemaakt, u daar aardigheid in hebt. Ik beleef ook veel, maar maak weinig mee. Echter enige tijd geleden overkwam mij het onderstaande.

Ik stond een tijd geleden op een avond met mijn auto, die niet meer voor-of achteruit wilde, voor een eenzame boerderij in het oosten van het land. Ik liep het erf op en vroeg de boer of ik er de nacht kon doorbrengen. Ik kwam met hem in gesprek. Op een gegeven moment vroeg ik de gastvrije boerderijhouder of hij genoeg geld verdiende om dit bedrijf in stand te houden. De landbouwer wees op zijn enige arbeider die op de bank voor het huis zat.

‘Kijk, hij werkt voor mij. Maar eigenlijk kan ik hem niet betalen. Na twee jaar heeft hij zoveel verdient dat hij de boerderij van mij overneemt. Dan werk ik voor hem. Tot ik na twee jaar de boerendoening van hem weer terugkoop’.

——————————————————————–

MINKUKEL

Woorden komen en raken uit de mode. Wie kent heden ten dage de betekenis van het werkwoord palaveren? Roept u maar eens: ‘Kan er aan dit gepalaver een eind komen?’ Onbegrip is uw deel. Niets is zo vanzelfsprekend als de betekenis van woorden die we dagelijks hanteren. Woorden hebben eveneens een bepaalde gevoelswaarde. Die kan van persoon tot persoon verschillen. Als voorbeeld noem ik het woord minkukel. De jeugd van nu gebruikt dat woord niet of nauwelijks. Zij bezigen vooral ruwe taal. Woorden die ik hier nauwelijks durf te noemen. Minkukel, werd bedacht door Marten Toonder in een van zijn Ollie B. Bommelstrips. Het betekent zoiets als dom of ondermaats.

Hedendaagse jongeren schelden iemand uit voor sukkel en niet voor minkukel. In mijn jeugd hanteerde mijn vader het melioratief sufferd als je iets niet snapte. Schlemiel, minkukel, sukkel of sufferd, het maakt niet uit; deze waardeoordelen betekenen ongeveer hetzelfde. Ik heb laatst iets meegemaakt waar ik mijzelf achteraf kwalificeerde als één van deze voornoemde synoniemen.

Zo reed ik vorig jaar ‘s nachts op een verlaten landweggetje ergens in de Wieringermeer, toen ik wederom pech met mijn auto kreeg. Te laat om een kennis te bellen, vroeg ik een boer of ik op de boerderij mocht overnachten.
‘Dan kan je vannacht slapen bij  baby, ‘zei de vriendelijke boer, ‘dan kan je morgenvroeg om hulp bellen.’
‘Oh nee,’ antwoordde ik vermoeid, ‘ik heb al zo’n rotdag en dan bij een baby…dan maar liever in de hooiberg.’

‘s Morgens om zeven uur kwam ik uit de hooiberg en ik zag een schat van een meisje van een jaar of twintig op het erf lopen, Zij droeg een melkemmer.
‘Oehoe,’ riep ik, ‘hoe heet je?’
‘Baby,’ zei ze, …en jij?’
‘Minkukel,’ antwoordde ik.

——————————————————————–

DOE MAAR GEWOON

 Iemand vertelde mij dat naarmate je ouder wordt, je het leven minder leuk gaat vinden en dat je daarom geneigd bent álles minder leuk te vinden. Of dat waar is, weet ik niet. Als u om het volgende kunt lachen, bent u beslist jong van geest!

Een zakenman heeft zich een grote bungalow laten bouwen in Bergen aan Zee. Ik sprak laatst een kennis van die zakenman. Die kennis heet Bart en die zakenman Dirk.
Dirk had Bart uitgenodigd om zijn villa te komen bekijken. Hier het verhaal van dat bezoek:

Bart belt aan en zijn vriend Dirk opent de massieve voordeur en Bart zegt: ‘Dirk, daar ben ik’.
Dirk legt zijn wijsvinger op zijn lippen en zegt: ‘Bart, mot je luisteren, we kennen elkaar al jaren, maar je weet, ik ben een man in bonus geworden en er is veel veranderd, die naam Dirk mot je vergeten… ik heet nou Menno’.
‘Mij een zorg’, en Bart haalt zijn schouders op.

‘Ga nou mee naar binnen’. Menno neemt Bart bij zijn arm, ‘zal ik je mijn optrekje laten zien en moet je horen hoe ik hier leef, ik doe praktisch niets meer… ‘s Morgens ontbijt ik en dan ga ik lekker op m’n terras leggen en hier heb je de bibliotheek; daar ga ik voordat ik ga lunchen wat lezen en als ik geluncht heb, leg ik de hele middag weer op m’n terras. Dan ga ik ‘s avonds voor het diner een borreltje drinken; hier zie je de bar… en hier is de salon, daar diner ik en daarna ga ik weer lekker ‘s avonds op m’n terras leggen’.

De volgende dag komt Bart zijn vriend Groen tegen en deze, wetend dat Bart  bij Dirk op visite zou gaan, vraagt hem: ‘En hoe was het?’
‘Het is hem in zijn bol geslagen, hij heeft een heel groot huis, maar nog veel meer kapsones. Weet je’, zegt Bart met nadruk, ‘dat – ie geen Dirk meer heet? Hij noemt zich nu Menno’.

‘En Marie, zijn vrouw, hoe gaat het daarmee?’ informeert Groen.
‘Die’, en Bart trekt minachtend met zijn mond, ‘die heet nou TÉRRAS!’

——————————————————————–

BELASTINGINSPECTEUR

In het vorige stukje schreef ik over het bezoek van Bart aan een bevriende zakenman Dirk. Wel nu, weet u dat Bart eveneens een zakenman is? Maar dat die Bart ook een beetje een schlemiel is. Ik zal u uitleggen waarom.

De belastingcontroleur die Bart zijn boeken heeft uitgepuzzeld, vraagt hem: ‘En vertelt u mij eens, heeft u nog verdere kosten?’
‘Nou,’ zegt Bart, ‘mijn zoon studeert in Delft, die krijgt 80 euro per week, mijn dochter studeert in Leiden, dat kost mij 70 euro per week; dan geef ik mijn vrouw 100 euro huishoudgeld per week.’

‘Zo,’ en de controleur bladert in zijn papieren. ‘Is dat alles???’
‘Oh nee,’ en het is alsof Bart zich nog iets herinnert, ‘dan is er nog een halve idioot in mijn zaak, die de hele week ploetert; krijgt gratis eten, drie pakjes sigaretten per week en 15 euro zakgeld.’

‘Zo…’ en de belastingcontroleur grijnst ongeloofwaardig, ‘met die man zou ik graag eens willen spreken.’
Bart kijkt naar de ondervrager en zegt: ‘U spreekt met hem.

Hebt u belastingschulden, dan wens ik u toe dat u ze in de komende tijd zult afbetalen, of dat ze u zullen worden kwijtgescholden.

——————————————————————–

SCHLEMIELIG

1) De baas van Ben heeft er de gewoonte van gemaakt om in plaats van om vijf uur, als het kantoor sluit, reeds om vier uur zijn kantoor te verlaten. Na twee maanden zegt Ben tegen zijn collega’s op het kantoor: ‘De baas kan mij nog meer vertellen, hij is weer zo vroeg weg, nou ga ik ook eens lekker vroeg naar huis.’
En een kwartier nadat de baas weg is, glipt Ben het kantoor uit. Bij zijn woning aangekomen wil hij zijn vrouw verrassen, hij sluipt doodstil het huis binnen, doet heel zachtjes de deur van de woonkamer open, maar ziet tot zijn grote schrik dat zijn baas op de divan zijn vrouw zit te zoenen.
Ben vlucht naar buiten, en holt naar het kantoor terug en buiten adem zegt hij tegen zijn collega’s, als hij het kantoor weer binnenkomt: ‘De baas had mij bijna gesnapt, dat ik te vroeg ben weggegaan.’

2) De buurman tegen zijn overbuurman: ‘Je moet ‘s avonds je overgordijnen dichtdoen. Gisteravond zag ik je met je vrouw naar bed gaan.’
‘Wat ben jij toch een vuile roddelaar,’ antwoordt Ben kwaad, ‘ik was niet eens thuis!’

3)Marcel komt bij de dokter en zegt: ‘Dokter ik heb al drie weken zo’n pijn an me arm… kijkt u er eens naar.’
De arts onderzoekt de arm en zegt: Meneer, uw arm is gebroken… waarom komt u nú pas bij mij?’
Omdat, toen ik zei dat ik pijn in me arm had, me vrouw zei… Het zal wel door het roken komen.’

——————————————————————-

UITLEG

In mijn vorige vertellinkjes gebruikte ik het woord schlemiel. Voor u, lezer, die nog niet weet wat je met dat ene woordl kunt uitdrukken, zal ik vier voorbeelden geven.

1) Gerrit, op een bank in het park, heeft twee dagen niet gegeten; de rafels hangen aan zijn broek, de gaten zitten in zijn zolen. Hij kijkt vertwijfeld naar de lucht. Hij ziet een leeuwerik vliegen boven zijn hoofd en deze laat iets vallen dat precies op zijn oog terechtkomt. Berustend veegt hij de smurrie uit zijn oog, haalt zijn schouders op en zucht: ‘Voor een ander zingt – ie.’

2) Gerrit loopt door de stad. Plotseling voelt – hij een hand op zijn schouder. Zonder zich om te draaien, zegt hij: ‘Mij betalen ze ook niet.’

3) Frans en Wim ontmoeten elkaar en Wim informeert:
‘Frans, hoe gaat het met de zaak?’
‘Goed,’ zegt Frans, ‘alleen mijn zoon! Je weet, ik heb een confectie – atelier en nou heb ik hem in de zaak genomen… ik maak wat mee.’
‘Wat dan???’
‘Nah,’ en Frans zucht, ‘hij is 21 jaar, komt ‘s morgens om 9 uur op de zaak, om 10 uur gaat – ie met een mannequin weg en dan zie ik hem de hele dag niet meer.’
‘Klaag niet,’ zucht Wim nog dieper dan Frans, ‘ik heb het toch veel erger dan jij… mijn zoon van 21 is ook bij mij in de zaak, om 9 uur komt hij op mijn kantoor, om10 uur gaat hij met een mannequin weg en dan zie ik hem de hele dag niet meer.’
‘Wat smoes je nou,’ antwoordt Frans, ‘dat is toch hetzelfde als ik heb.’
‘Oh jaaaaaah,’antwoordt Wim droefgeestig, maar ik maak hérenconfectie.’

4) Ben ik een slemiel, vanmorgen kocht ik een kostuum met twee broeken en een uur geleden brand ik een gaatje in mijn jas.

Dus als je het woord ‘ongeluksvogel’ verandert in ‘schlemiel’ (ook: sjlemiel ) hebt u meteen de betekenis van dat alles omvattende woord.

——————————————————————-
ZO KAN HET OOK

Lang geleden las ik ergens de volgende anekdotes:

Koningin Victoria van Engeland ontving eens een briefje van één harer kleinzonen, waarin hij haar om een pond sterling vroeg. Maar in plaats van het gevraagde geld kreeg hij van haar alleen maar een briefje terug met een goed uit de verf gekomen predikatie tegen het uitgeven van geld.

Misschien is het antwoord van die knaap interessanter:

Lieve Omama,

Ik heb uw brief ontvangen. Denkt u alstublieft vooral niet dat ik teleurgesteld was omdat u mij geen geld wilde sturen. Het was heel lief van u dat u mij zulke goede raadgevingen gaf. Ik heb uw brief voor 40 pond sterling verkocht.
In afwachting van uw dierbaar antwoord, uw liefhebbende kleinzoon

Eens vroeg een student Picasso die lag te zonnebaden op het strand een bijdrage voor een goed doel. Welk goede doel dat was, weet ik niet meer, maar wel wat volgde. Picasso weigerde geld in de collectiebus te storten. Hij vroeg de student om een potlood en vel papier. De jongeman ging naar huis om het gevraagde te halen.
Hij gaf het aan de beroemde kunstschilder. Vlot tekende Picasso iets figuratiefs, zette zijn handtekening eronder en overhandigde het de student.

‘Verkoop deze tekening en je zult meer dan genoeg geld ontvangen voor het goede doel!’ sprak hij.

——————————————————————–

DAVID GOLOSHOKIN 1

Hoe woont de beroemdste Russische saxofonist?

Eigenlijk zijn van de stad Moskou het Rode Plein en de Arbat – de Moskouse Kalverstraat, interessant om te bezoeken. Je kunt op dat plein de St.-Basiliuskathedraal, het mausoleum van Lenin en het Kremlin bezichtigen. Je kunt ook het Goem, het grootste warenhuis van Moskou, binnenwandelen om er iets te kopen. De eerste keer dat ik door het Goem doolde, kon ik er amper iets kopen. Ik had bijvoorbeeld een toneelkijker of een kinderwagen kunnen kopen. Er stonden tientallen kinderwagens te koop, alle van hetzelfde model in de kleuren roze of blauw. Op straat naast het Goem werden dezelfde kinderwagens verkocht, maar voor de helft van de prijs. Rustain, onze tolk, legde uit dat die kinderwagens waren gestolen uit datzelfde grote warenhuis.

Het viel mij op, zodra ik een stuk van het Rode Plein was geraakt, ik veel brede straten met grote en hoge huizenblokken zag. Die huizenblokken leken door één en dezelfde architect te zijn ontworpen. Al die woonblokken waren grijs en grauw. In een van die kolossale huizenblokken woonde David Goloshokin, een beroemde Russiche saxofonist en eigenaar van de grootste jazzclub in Petersburg. In die jazzclub van hem ging ik met de band drie keer optreden.

Op een avond reden Rustain en ik met het busje over een twaalfbaansweg naar David om een CD op te halen. Ik had die CD, waarop onze muziek te beluisteren valt, vanuit Nederland opgestuurd naar deze beroemde Russische saxofonist. We passeerden minutenlang massieve, vreugdeloze flatwoningen, pompeuze overheidsgebouwen en spelonkachtige winkels.We reden over een brug over de Moskva. Rustain en ik zagen in de verte de sierlijke lijnen van het Kremlin en de gouden koepels van zijn kerken.

Het was niet eenvoudig om de flatwoning van David te vinden. Rustain dacht zijn flat gevonden te hebben, maar deze bleek enkele blokken verder te liggen. We reden een brede straat in. Op het wegdek lagen verschillende mensen hun roes uit te slapen. Anderen hingen tegen verveloze vensterbanken of muren van benedenwoningen. Ik stuurde het busje behoedzaam langs de uitgetelde Russen. Achter een getraliede deur brandde een tl- buis. We konden zien dat in de ruimte achter het hekwerk drank werd verkocht. Rustain loodste mij met veel gezucht, gesteun en Russische godvers naar het adres van David Goloshokin.

Ik liep met Rustain mee door een donker portaal van een woonblok, dat uikwam op de binnenplaats. Ik keek omhoog naar de gevels met acht verdiepingen. De étages verkeerden in zeer slechte staat van onderhoud. Ik zag verfbladderende kozijnen, scheefhangende deuren en veel onkruid tussen tegels. Met enige moeite vonden we het trappenhuis van het blok waar David woonde. Het was er zo donker, dat we op de tast de stenen trappen moesten beklimmen. Het stonk er naar urine.

2)

Rustain en ik waren aldus in het donkere trappenhuis geraakt van het blok waar David woonde. Op de tast klommen we de stenen trappen op. We ontdekten op een zeker moment zijn naambordje op een voordeur. We stonden ons voor een stalen voordeur. In het zwakke schijnsel van de aansteker ontdekten we een deurbel, die het niet deed. Rustain gaf een trap tegen de gepantserde deur. Dat hielp, want bijna gelijktijdig opende David twee deuren: de eigenlijke voordeur en de stalendeur.

De saxofoonspeler zag dat ik verbaasd naar die deuren keek.

‘Yez , yezz, thatz for zie criminality’, zei hij.

Ik liep achter Rustain een kort gangetje in dat werd verlicht door een akelig fel schijnend peertje. Links was een geopende deur. In het midden van dat gangetje leunde een bruin gevernist tafeltje tegen de muur dat behangen was met vaalgeel gestreept behang. Op dat gammele tafeltje stond een zwarte bakelieten telefoon. Daar boven hing een ingelijste foto van de beroemde saxofonist. Die foto moest lang geleden zijn genomen, want op deze afbeelding had de muzikant nog een behoorlijke haardos. Tegenover die foto aan de andere muur, tussen twee gesloten deuren, hing een geborduurd wandkleedje. Uit de geopende deur kwam een vrouw aangesneld, die door David werd voorgesteld als zijn echtgenote. Hij gebood ons in het gangetje te blijven wachten en verdween eveneens door de geopende deur.

Ik gluurde door de deuropening in een kamer. De gordijnen waren dichtgeschoven. Ik zag in het schemerlicht een donkerbruin gefineerd wandmeubeltje met daarin een televisietoestel, dat een of ander programma uitzond. Op het meubeltje stonden enkele Slavische klederdrachtpoppetjes en nog wat andere voortbrengselen van Oosteuropese volkskunst. Voor het wandkastje stond een laag tafeltje met een vaasje bloemen en daarnaast lag een asbak. Ik zag nog net de gepantoffelde voeten van de vrouw van David, die blijkbaar televisie keek. Aan de andere kant van de kamer naast de gesloten groene gordijnen, stond David gebukt om iets uit een eveneens donkerbruin gefineerd laag kastje te pakken. Het kastje had twee deurtjes waarvan er één open stond. Hij sloot voorzichtig het deurtje en draaide zich om. Ik trok snel mijn hoofd terug.

‘Here iz zie CD. Itz zoundz very well. I like it. Itz kood’, sprak hij gehaast.

Iets beviel mij niet in hem. In de jazzclub voelt hij zich een hele Piet, maar in deze armoedige en kleine flatwoning leek hij zich te schamen. Hij wilde ons snel weg hebben. Ik gaf Rustain een sein om naar buiten te gaan. In het donkere trappenhuis hoorden we hoe de beroemde koperblazer en eigenaar van de grootste jazzclub van Petersburg zorgvuldig beide deuren afsloot.

—————————————————————————————————-
DE REKENING VAN DE ROEM

Deze prijslijst van een beroemde Parijse claqueur vond ik in een boek van de schrijver Radecki en ik wil haar u niet onthouden. Mocht u zonder werk zitten, dan kan dit stukje u op een idee brengen om een leuke grijpstuiver te verdienen. Bovendien ziet u vaak gratis een voorstelling. En als u in het theater uw opdracht aan het uitvoeren bent, kunnen thuis gas en licht uit. Dat scheelt aardig in de portomonnee!

Wat doet een claqueur? Een claqueur is een gehuurde toejuicher in schouwburgen om een stuk succes te verlenen. Een claque is eveneens een opvouwbare hogehoed, ook wel een chapeau claque genoemd. In Frankrijk rond 1847 was dit hoofddeksel erg in de mode.

Dit waren de tarieven van die Parijse claque – chef.

Normaal applaus……………………………………………………………………………….5-frs
Aanzwellend applaus………………………………………………………………………..!5-frs
Dubbel applaussalvo……………………………………………………………………….20-frs
Drie applaussalvo’s………………………………………………………………………….25-frs
Eenvoudigterugroepen…………………………………………………………………….25-frs
Terugroepen dat geen einde wil nemen………………………………………..50-frs
Kreet van ontzet………………………………………………………………………………….5-frs
‘Diepe ontroering’, die suggereert dat men eenvoudig niet meer
de kracht heeft om te applaudisseren…………………………………………….15-frs
Applaudisseren in toenemende kracht…………………………………………..32-frs
Langdurig zuchten na een angstaanjagende scène, gevolgd
door een fanatiek applaus……………………………………………………………….12.50-frs
Grinneken……………………………………………………………………………………………5-frs
Lachen…………………………………………………………………………………………………8-frs
Bevrijdend lachen……………………………………………………………………………..10frs
Uitroep: Grandioos! / Om op te schieten / Om je gek te lachen…..15-frs
Uitroep: X is geweldig! / X is om op te schieten! / X is om je gek
te lachen…………………………………………………………………………………….15-frs

—————————————————————————————————————–

IETS KOPEN

De trouwe  lezer weet dat ik vaak in Rusland ben geweest, zowel voor als na de val van het communisme. Enige jaren na die omwenteling liep ik met mijn kameraad Bert over het Rode Plein. Ik zal u letterlijk verslag doen van ons bezoek aan het grootste warenhuis van Moskou.

Bert stak een rokertje op. Ik zei: ‘Bert, er geldt een rookverbod op dit plein, wist je dat?
‘Mag je er wel drinken, of is dat ook verboden?
We staken het onmetelijke plein over en bekeken de Sint -Basiliuskathedraal en het mausoleum van Lenin. We kuierden naar de overkant van het plein om het Goem te bezoeken: het grote staatswarenhis.  Nog niet zolang  geleden kon men hier amper iets kopen, maar nu waren de schappen toch redelijk gevuld. Op de begane grond, achter glaswanden, kon men de nieuwste BMW’s, Volvo’s en Mercedessen kopen.

We liepen het warenhuis in, ik kocht een toneelkijker. Bert vond dat een leuk idee en ging er ook één kopen. Ik keek in afwachting van Bert naar de Russen, die in dichte drommen langs de schappen schuifelden. Ik observeerde het winkelpersoneel, dat zijn klanten behandelt met eem arrogante onverschilligheid. De klant is hier geen koning,  maar een smekeling. De verkoopsters worden belegerd door meer klanten dan ze ooit van dienst kunnen zijn. Maar tegelijker tijd zijn zij de baas en hebben de staat en zijn tekorten hun de macht gegeven de klanten af te wimpelen of te negeren.

Dit vertelde Bert na het kopen van die toneelkijker:

‘Ik heb een kijkertje,’ kondigde hij aan. ‘Maar dat systeem van verkopen vind ik onsympathiek en omslachtig. Ik moet eerst aanwijzen wat ik wil kopen, dan sloft de verkoopster naar het schap, pakt de toneelkijker , loopt naar de toonbak, legt het voor je neer, leunt zonder iets te zeggen naar je toe en wacht geeuwend af of je ja of nee knikt. Geef je te kennen dat je het wilt kopen, dan schrijft ze met een potloodje het bedrag op een papiertje, daarna loop je naar de kassa  (kacca) waar je moet aansluiten achter een lange rij mensen. Heb je betaald, dan moet je terug naar dat mens, met wat geluk staat er niemand voor je, geeft het bonnetje en je krijgt het gekochte bijna toegesmeten!’

‘Laten we gaan, Bert,’ zei ik.
‘We gaan niet over dat plein, want daar mag je niet roken,’ foeterde Bert.

———————————————————————————————————————

Leave a Reply